woensdag 23 november 2011

Managementcode gekraakt

Een nieuw boek, een leuke column. Vandaag in de NRC, door Margiet Oostveen.

De managementcode

De opiniepagina van de Volkskrant legt zich graag toe op wat, al dan niet onderbouwd, leeft onder echte mensen. Laatst hadden ze weer een mooie hartenkreet, nu over de grote hoeveelheid „goed betaalde coaches, strategische adviseurs, communicatieadviseurs, bedrijfsadviseurs, loopbaanbegeleiders, consultants en personal trainers” in Nederland:
Wat dóén die lieden? Wat dragen zij bij aan het oplossen van de economische crisis?
Uitstekende vragen, zij het nauwelijks te beantwoorden. Maar wie wil doorgronden hoe ‘ze’
zich -zelf verkopen, kan wat hebben aan het boek De managementcode gekraakt van Heidi Aalbrecht en Pyter Wagenaar. Beiden zijn taalkundige, onderzochten als redacteur bij Van Dale jarenlang taalontwikkelingen en herschreven daarna, vaak met gekromde tenen, managementpublicaties. Met ‘manager’ bedoelen de auteurs ook de adviseur, consultant, ambtenaar of politicus, omdat zij zich vaak aan dezelfde taaltrucs bezondigen. Ze geven een handige alfabetische ‘v e r m ij d l ij s t ’ van woorden en uitdrukkingen, die tussen de regels bovendien duidelijk maakt dat de manager in ons allemaal sluipt. Wie nog nooit sprak over communiceren, creëren, checken, faciliteren, impact, een issue of hoe de hazen lopen, verdient een standbeeld.
Wie uitdrukkingen gebruikt als aanvliegroute, afstemmen, best practice, en ervoor gaat, is ambitieus op weg naar een leidinggevende functie.
En wie ‘ergens overheen plast’ (zijn invloed uitoefent), graag anderen de schuld geeft tijdens het blamestormen en asapwil b e n ch m a r k e n of crowdsourcen, die heeft de apenrots beklommen.

Het hoofdstuk ‘Managementspeak’ laat zien hoe ooit eenvoudig te begrijpen zinnen voor managers pas gaan leven als erin gestuurd wordt, zoals waar „wordt gestuurd op acties in hoofdlijnen”. Managers houden van beeldspraak, verdacht vaak om te bewijzen dat zij wat dóén. Daar ben ik alert op.
Ik bewaak het proces.
Ik zit er bovenop.
Dat houd ik in het vizier.
De managementcode gekraakt is voorbeeldig vormgegeven als managementboek. Veel opgeheven duimpjes en fijne tabellen dus, zoals figuur 2.1, de ‘onthaspelaar’ („Je manager gebruikt een iutdrukking die je niet kent en niet begrijpt. Wat nu?”).

Handige hulpmiddelen als de ‘kretologiemixer’ leren de lezer desgewenst ook onduidelijk te zijn, want met een geïntegreerde benadering van het veranderingsproces kunnen we concrete oplossingen genereren.
Leerzaam is de knusse beeldspraak waaraan de ‘mensenmanager’ zich vergrijpt in zijn voortdurende poging authentiek en betrokken over te komen.
Deze vermijdt het woord ‘moeten’, ten gunste van ‘samen’ en ‘met z’n allen’. En vergadert niet, maar zit „met z’n allen om de tafel”.

Het grote verdriet van de manager blijkt inderdaad te zijn dat niemand begrijpt wat hij doet.
Daarom geeft hij alles zogezegd handen en voeten met stoere blauweboordenbeeldspraak. De manager ‘zet’ bijvoorbeeld graag iets ‘neer’:„We hebben met z’n allen een geweldige prestatie neergezet.”
Fijn zo. Maar, om mijn lievelingswoord van de politieke manager maar eens te gebruiken: eerst zien of die ook toekomstbestendig is.


zondag 20 november 2011

Vivaldi blijft mooi

Een van de mooiere stukken van Vivaldi vind ik het concert RV 499, Allegro.

Dyzack

Soms ontdek je weer eens wat nieuws. Nu dus ook weer. Een stukje in de NRC afgelopen week en wat gegoogle. Dan kom je uit bij Erik Hofland a.k.a. Dyzack.

Op zijn site http://www.dyzack.com/ vind je verdere informatie.

zaterdag 19 november 2011

Boekwinkel 2

Dan is ook Selexyz Maastricht maar behelpen....

Wat een boekwinkel...

Vandaag zag ik voor het eerst fotos'van wat ik toch wel een geweldige boekwinkel vind qua vorm en uitstraling. Hadden we zoiets ook maar in Nederland.
Dit is de Livraria Lello in Porto, Portugal.

woensdag 16 november 2011

Bloemsdag


Knap werk, de roman die Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes 16 juni 2004 ten doop hielden ter ere van de honderdste verjaardag van `Bloomsday' (de dag waarop de handeling van Ulysses, namelijk de Dublinse zwerftocht van Leopold Bloom, zich voltrekt). `Alle boeken hebben baby's begonnen' zou het motto van Bloemsdag kunnen zijn; want Bindervoet & Henkes hebben in hun achttien hoofdstukken getrouw – zij het iets beknopter – Joyce nagevolgd. Het resultaat is `Uliffeys aan de Aemstel. Den Uylisses. Hm. [...] Zich afspelend alhiero annonu. Parodie. Pastiche. Plagiaat. De drie P's van pikken. Maar Ulusses is zelf al een parodie! Elk boek is een recept. Amsterdam die grote stad. Iks-iks-iks. De x van x-rated, x-tra large en xxx-jes. Doeidoei. Nederland Neverland Jeneverland.'
Deze laatste associatiereeks – gelicht uit de hersenpan van de belangrijkste bijfiguur Anton – komt uit het tweede hoofdstuk (`Nestor'). De stijl is bekend, niet alleen van Joyce, maar ook uit de `vertaling' die Bindervoet & Henkes enkele jaren geleden maakten van Finnegans Wake. De gedachtestromen vol woordspelingen, allusies, rijmgrapjes, boektitels, reclameleuzen, non-sequiturs, etcetera werden door de Tweedledee & Tweedledum van het literaire leven omgezet in sprankelend Nederlands. Geen wonder dat ze genoeg ervaring hadden om hun Amsterdamse herschrijving van Ulysses in minder dan een maand op papier te zetten. De `Bloemsdag' van Bindervoet & Henkes ontstond op 30 maart 2004, de dag waarop in Delft prinses Juliana bijgezet werd. We volgen de gepensioneerde journalist Bloem en de jonge schrijver Anton vanaf hun ontwaken (in respectievelijk de Anjeliersstraat en de Pijp) tot na hun nachtelijke dolingen op de Amsterdamse Wallen. Gaandeweg ontrolt zich voor onze ogen het leven in het stadje dat wij zo goed kennen, van het Centraal Station tot de Rembrandttower en van het Vondelpark tot het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.
Net als Ulysses is Bloemsdag meer dan een knappe exercitie in couleur locale en stream of consciousness. Ieder hoofdstuk heeft zijn eigen stijl en/of structuur. Joyce's cyclopen, die zich in een kroeg ophouden, zijn bij B&H de vaste klanten van een kopieershop geworden – getapte Amsterdamse jongens met dito idioom. Het `Aeolus'-hoofdstuk, opgebouwd uit korte berichten met onechte krantenkoppen (`ZIJ DIE STREVEN GAAN, GROETEN U'), speelt zich af op de redactie van Trouw, de krant waarin B&H hun Bloemsdag deels voorpubliceerden. Nausicaä, bij Joyce een mank volksmeisje, is een geestelijk gehandicapte puber die praat in sms-taal. Maar ze verleidt Bloem in het Vondelpark evengoed tot ontuchtige beroeringen: `Wat erin zit komt eruit. Ze zag het heel goed. Geil ding. Die weten waar de klepel hangt, zogezegd.'
Voor de lezer zijn de hoogtepunten de laatste hoofdstukken van het boek. In `Penelope' steekt een ras-Jordanese een monoloog af waarin beschrijvingen van pasgenoten overspel worden afgewisseld met liefdesverklaringen aan de teruggekeerde Bloem. In `Circe' geven B&H een hallucinatoire beschrijving van de rosse buurt, inclusief sprekende Amsterdammertjes, preutse hoertjes en gastoptredens van Rob Oudkerk, Job Cohen, Simon Vestdijk en A.F.Th. van der Heijden met een tros Chiquita in zijn achterwerk (`Vade retro bananas'). En in `Ossen van de zon' wordt, net als bij Joyce, een ziekenhuisscène verteld in de vorm van pastiches op de literatuurgeschiedenis – van de vroegste minnedichten (`Alle boeken hebben baby's begonnen behalve die van jij en ik. Wat talmen wij nog?') tot het opgefokte proza van Zwagerman in zijn Gimmick!-tijd.
Voor liefhebbers (ik geef toe, ik ben er een) is Bloemsdag een boek dat aanzet tot glim- en schaterlach. Dat heeft het gemeen met Ulysses, maar omdat wij tijd- en landgenoten zijn van B&H hebben we minder annotatie nodig dan bij het Dublin anno 1904 van Joyce. Bloemsdag leest vlot weg, hoewel enige kennis van het grote voorbeeld, alsmede van Amsterdam en de Nederlandse high en low culture, tot aanbeveling strekt. Zo is het bij een uitval naar de schrijfkunst van `A3' van der Heijden (`een uitdijend universum aan bordkartonnen figuren gefiguurzaagd door de homo triplex') handig om te weten dat diens Homo Duplex-cyclus inmiddels in negen delen voorziet en de buitenaardse `QX-Q-8' als verteller heeft.
Het lezen van Bloemsdag geeft je hetzelfde gevoel als het bekijken van een veellagige Fokke & Sukke-cartoon: iedere grap of associatie die je begrijpt is een bevestiging van je belezenheid, je algemene ontwikkeling, je intelligentie, je vermogen tot deduceren en combineren, je intellectuele superioriteit. Heerlijk, voor de verandering. Maar Bloemsdag is meer dan krachtvoer voor literaire snobs; het is ook een geslaagd literair spel, een moderne vorm van rederijkerij. De roman verdient het om het middelpunt te worden van een eigen cultus, waarbij fans ieder jaar op 30 maart de Amsterdamse route van Bloem (geen joodse Ier, zoals bij Joyce, maar om moverende redenen een Indonesische Nederlander) nalopen. Lees dit boek, als ge Joyceaan of Amsterdammer zijt, of als ge wat anders zijt.

Heel leuk om te lezen! Oh ja, deze beschrijving is vakkundig geleend van NRC boeken en is geschreven door Pieter Steinz en een beetje aangepast door mij. En ook voor een zacht prijsje gekocht. Afkomst verraadt zich niet :)

Ruud van Empel 2


Over deze foto's kreeg van Empel het commentaar dat het Nazimeisjes waren. Maar zijn werk is volledig gecomponeerd en bestaat uit een samenstelling van gezichten. Maar ik kan het me wel goed voorstellen. Ze zien er beetje uit als, tja.....

Ruud van Empel

In de herfstvakantie waren we in Groningen waar we de schitterende tentoonstelling hebben bezocht van Ruud van Empel in het Groninger Museum. Mooi en zeer de moeite waard.

zondag 6 november 2011

De Boekenbeurs 2

Een verrassing was dat ik de dagboeken tegenkwam van de dichter C.O. Jellema. Mooie uitgave, mooie prijs. Een z.g. laatste exemplaar.
Een web van dromen
Zeventien cahiers met dagboekaantekeningen liet de dichter en essayist C.O. Jellema na. Het eerste dateert van 1960, het jaar voordat zijn debuut Klein Gloria en andere gedichten verschijnt; het laatste eindigt kort voor zijn dood. Bezwerend, analyserend, zoekend en openhartig: de wijze waarop Jellema ruim veertig jaar lang zijn doen en denken boekstaaft is indrukwekkend. Deze selectie uit de dagboeken, bezorgd door Gerben Wynia, verschaft ons inzicht in het innerlijk leven van een man die worstelt met zichzelf, inzicht in de groei van een even complexe als gecompliceerde persoonlijkheid. In 'Zelfportret', een van zijn laatste gedichten, schetst hij het volgende beeld van zichzelf: De naam is legio, want wij zijn velen:/wil, wanhoop, woede, wensdroom, twijfel, maar/dat lijf houdt ons als kluwen bij elkaar,/die kop soms dol van ons verward krakelen. Het had het motto van deze uitgave kunnen zijn want hier is een dichter aan het woord voor wie het bijhouden van een dagboek een manier is om lijf en kop, lichaam en geest, met elkaar te verzoenen, om ordening te scheppen in de soms dol makende gedachten. Schrijven als bewustwordingsproces: op die wijze legt Jellema getuigenis af van wie hij is, wat hij denkt, voelt, hoopt en droomt.
Al met al een mooie score en dan vergeet ik eigenlijk het laatste boek nog, Ararat van Frank Westerman. Dit staat eigenlijk al heel lang op mijn lijstje, maar nu dan voor een zacht prijsje meegenomen naar mijn boekenhol waar de stapels groter worden en ik lees, tegen de klippen van de hel omhoog. Maar dat al geeft zoveel plezier dat ik enkel hiermee mijn leven al zou kunen vullen.
Ararat
In Ararat maakt Frank Westerman een adembenemende reis op het breukvlak van religie en wetenschap.
'Waar is de God van mijn kinderbijbel? Wie of wat heeft Zijn plaats ingenomen?'
Deze en andere vragen komen op wanneer Frank Westerman vanuit Armenië de bijbelse Ararat ziet, waar ooit de ark van Noach zou zijn gestrand. Op zoek naar ervaringen die zijn persoonlijke binnenwereld tonen, houdt hij de mythes én de steenharde realiteit van deze majestueuze vulkaan tegen het licht.
Ararat, culminerend in de beklimming van de hoogste gletsjer boven de 5000 meter, is tegelijk een tijdreis door het Nederland dat in enkele decennia het anker van het geloof lichtte.

De Boekenbeurs

Dit weekend was het weer Boekenbeurs in Eindhoven. Altijd weer een genoegen om hier enige uren rond te lopen. Het karretje vol te laden en nadien weer een kritisch nalopen of je al die boeken wel wil kopen. En wat is dan uiteindelijk de score. Eigenlijk maar vier boeken, maar daar ben ik dan blij mee.
Als eerste een boek over Thomas Mann van Margreet den Buurman.
Thomas Mann
Het beschrijven van een groots leven als dat van Thomas Mann (1875 Lübeck " 1955 Zürich) is meer dan een avontuurlijke reis. Natuurlijk kennen wij hem als auteur van De Buddenbrooks, een roman waar hij in 1929 de Nobelprijs voor ontving, van Dood in Venetie en van De Toverberg. Naast vele romans en novellen schreef hij essays, gaf hij lezingen en hield hij nauwgezet dagboeken bij. Drie romans en een novelle zijn voor verfilming bewerkt en over zijn leven verscheen een film. Want behalve zijn vier jaar oudere, eveneens schrijvende broer Heinrich Mann, werden twee van zijn zes kinderen ook beroemd als journalist en schrijver: Erika en Klaus. Thomas Mann bleef zijn hele schrijversleven schatplichtig aan het milieu waar hij uit voortkwam: een welvarend koopmansgeslacht uit Lübeck, met de graanfirma Joh.Siegm.Mann, die door de vroege dood van zijn vader in 1891 teloorging. En hoewel de tijden veranderden, bleef hij standsbewust en woonde hij altijd in villas of landhuizen met personeel. Naast het belang van zijn achtergrond, is Thomas Mann echter vooral de auteur van het Fin de sicle en van het Interbellum. Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, was hij een huisvader met vier kinderen. Deze oorlog leidde tot een breuk met Heinrich omdat ze verschillende kampen vertegenwoordigden. Bijna twintig jaar later nam Thomas Mann met pijn in het hart afscheid van Duitsland toen het land was uitgeleverd aan de nazis. Publiceren werd hem onmogelijk gemaakt en met zijn gezin woonde hij na 1933 vijf jaar in Zwitserland en bijna veertien jaar in Amerika. Hier ontwikkelde hij zich tot politiek geweten van Duitsland. Zijn persoonlijk leven en zijn leven als publieke persoon waren hierbinnen niet altijd te scheiden. Hij verzuchtte dan ook weleens dat velen iets over hem vonden, maar dat hij zelden werd gekend.
Een tweede mooie keuze is een essaybundel van Herta Müller, De koning buigt, de koning moordt.
De koning buigt, de koning moordt
In deze essaybundel neemt Herta Müller haar eigen schrijverschap onder de loep. Ze doet dit steeds vanuit de historische en politieke achtergrond van dat schrijverschap: haar kindertijd in een Duitstalig boerendorp in Roemenië en haar ervaringen met de dictatuur van Ceau?escu.
In al deze overwegingen staat taal centraal: taal als instrument van overheersing en onderdrukking, maar ook als mogelijkheid tot zelfbehoud en verzet.
Zo ontstaat een indrukwekkend en scherp beeld van een leven onder totalitaire omstandigheden en van de literaire weg die Herta Müller consequent als reactie daarop heeft gekozen.
Deze bundel bevat naast een selectie uit de essaybundel Der König verneigt sich und tötet ook twee recentere essays en de rede die Herta Müller in 2009 hield bij de aanvaarding van de Nobelprijs voor Literatuur.