maandag 30 juli 2012

De Mus

Ik was het eigenlijk al helemaal vergeten dat Tom America nog actief was. Hij woonde destijds in de straat tegenover die van mij en ik kende hem van zijn band uit de jaren '70-'80. Met zijn door hem op muziek gezette De Mus van Jan Hanlo mag hij wat mij betreft zeker uit de vergeethoek gehaald worden. Dit is zijn adres: www.tomamerica.nl. Verder onhoud ik u De Mus niet.

zondag 29 juli 2012

De onwetende wijsgeer

Een bezoekje aan De Slegte leverde weer opnieuw leesvoer op dat als buit meegenomen werd naar huis.

Het boek dat ik deze keer scoorde, het laatste exemplaar, was De onwetende wijsgeer. Een keuze uit het mengelwerk van Voltaire.
De in 1694 geboren François-Marie Arouet, beter bekend als Voltaire, was katholiek, maar tegelijkertijd had hij een gruwelijke hekel aan wat hij noemde l'infâme. Uit deze bloemlezing van Voltaires 'mengelwerk' blijkt dat het infame volgens Voltaire bestond uit bijgeloof, fanatisme en eigenbelang. Dat heeft hij bestreden in filosofische en literaire werken, maar ook in korte stukjes, pamfletten en gefingeerde dialogen.

Voltaire was het boegbeeld van de Verlichting en dat kwam doordat hij zich beriep op de rede en de ervaring, ook al streek hij hiermee gelovigen tegen de haren in. Zo ook in het verhaal over mevrouw De Grancey, de echtgenote van een maarschalk. 'Zij bracht veertig jaar door met dat leven van verstrooiing en met die steeds weerkerende pleziertjes die voor vrouwen een serieuze bezigheid vormen. Daarna zette ze zich aan het lezen. Eerst Montaigne, toen Plutarchus en zo meer. Toen een vriend haar op een dag aantrof met een rood hoofd van woede, vroeg hij wat er aan de hand was. ''Ik sloeg toevallig een boek open dat in mijn kamer rondslingerde. (...) Ik las daarin deze woorden: vrouwen, weest uw mannen onderdanig; ik heb het boek weggesmeten.' Nadat de vriend haar erop had gewezen dat ze in de brieven van Paulus had zitten lezen, zei ze: ''Het kan me niet schelen van wie ze zijn; de schrijver heeft geen manieren.'' :)

Dit is een typisch Voltairedialoogje. Niemand las ijveriger in de Bijbel en in de kerkvaders dan hij, maar dan toch vooral om kritiek te kunnen geven. Daarom is hij ook gevangengezet, verbannen en gehoond. Bijna iedereen had wel een reden om tegen Voltaire te zijn. Was het niet een godsdienstige dan wel een politieke of persoonlijke. En altijd die tergende nuchterheid die niet door iedereen als ironie werd onderkend. Stukken als Overwegingen voor domoren of Over het huiveringwekkende gevaar van het lezen staan vol met serieus gebrachte adviezen over de manier waarop je drogredeneringen voor intelligent kunt aanzien. Ook legt Voltaire uit hoe Mohammed voorkwam dat een verderfelijke westerse uitvinding als de boekdrukkunst zijn volgelingen zou kunnen verpesten. (haha)

De aangrijpendste tekst in dit boek is Verhandeling over de verdraagzaamheid. Op 9 maart 1762 werd in Toulouse onder het uitspreken van vrome katholieke gebeden Jean Calas door 'vrouwe Justitia' gemarteld, gewurgd en vervolgens verbrand. Waarom? Calas' zoon Marc-Antoine had zich opgehangen en alsof dat nog niet erg genoeg was, werd zijn protestantse familie ervan verdacht hierin de hand gehad te hebben, om te voorkomen dat Marc-Antoine zich tot het katholicisme zou bekeren. Deze door godsdienstwaan ingegeven (infame) zaak trok grote belangstelling toen Voltaire zich ermee bemoeide. Jean Calas werd er niet levend van, maar dankzij Verhandeling over de verdraagzaamheid werd het vonnis postuum vernietigd en kregen de nabestaanden een schadevergoeding. Het was een groot succes voor Voltaire, voor de rede en voor de strijd tegen de doodstraf, kortom voor de verlichting.

Deze tekst van nauwelijks honderd pagina's vol historische verwijzingen naar kwesties over godsdienst- en andere vrijheid zou verplicht gesteld moeten worden voor iedereen die denkt dat de wereld er beter op wordt door elkaar te straffen voor eventueel berokkend leed aan uiteenlopende opperwezens, die blijkbaar nooit zo machtig zijn dat ze leed kunnen voorkomen of dat desnoods zelf weten te wreken.



  

donderdag 26 juli 2012

Maskerade - The Confidence-Man van Herman Melville

Tijdens de vakantie behoort heerlijk lezen tot de ongekende mogelijkheden. Eindelijk heb ik me gewaagd aan The Confidence-Man van Herman Melville, bij de meesten onder u waarschijnlijk alleen bekend van Moby Dick. Het was een genot om te lezen en een boek dat ik graag aanbeveel.

Het verhaal van The Confidence-Man is niet snel verteld en wat Melville met zijn schildering van het leven aan boord van de de Mississippiboot Fidèle duidelijk heeft willen maken, is daardoor onderwerp geworden van veel studie, waarbij zelfs de mogelijkheid dat de auteur de draak heeft gestoken met het christendom niet wordt uitgesloten.
De teneur van de uitweidingen - als je daarvan kunt spreken in een verhaal waarin de personages als duveltjes uit doosjes te voorschijn springen en weer verdwijnen, met achterlating van hun flessentrekkerijen, hun levenswijsheden en hun denkbeelden - is steevast dat de werkelijkheid niet gegeven is, zelfs niet in zo'n beperkte ruimte als die van een stoomboot op de Mississippi. De werkelijkheid wordt gecreëerd; het zijn flarden die we onder ogen krijgen, epifanieën, momenten van inzicht, die juist als het ons begint te dagen, alweer voorbij zijn en plaatsmaken voor nieuwe indrukken.
De 'con-man' van de titel, zeg maar de bedrieger, de oplichter, die al of niet onder verschillende gedaanten zijn medepasagiers in zijn retorisch meesterlijke spelletjes betrekt, zou volgens die lezing zowel 'de duivel' als 'de verlosser' zijn, voorwaar een duivelse manier om deze of gene christelijke prediker beentje te lichten.
Het is een interessante lezing, want wat blijft er van het christendom over als de centrale figuren ervan zo ver worden uitgekleed dat ze op elkaar gaan lijken? Het is jammer dat voor deze interpretatie niet zozeer The Confidence-Man als zodanig wordt gebruikt, maar een gegeven uit Melville's biografie: de schrijver begon aan zijn Mississippi-verhaal anno domini 1855, het jaar waarin passiezondag op 1 april viel, wat wil zeggen dat hij het lijden van Christus als een grap moet hebben beschouwd. Als je dit leest, en al het andere dat inmiddels, niet gespeend van inzicht en vernuft, over The Confidence-Man is geschreven, bekruipt je precies het gevoel dat Melville in zijn boek zo spitsvondig en alert verbeeldt: niet alleen dat de wereld bedrogen wil worden - en vooral de Amerikaanse wereld in die tijd, maar ook dat je stelselmatig bedrogen wórdt, of anders gezegd dat je bereid bent je tot alles te laten verleiden, zolang je het vermoeden hebt dat een oplossing van bepaalde levensvragen (of -behoeften, om het niet al te filosofisch te maken) in het vooruitzicht wordt gesteld.
Die gedachte heeft Melville tongue-in-cheek in dit boek omstandig bespeeld. Het thema is dan ook niet voor niets 'vertrouwen', en de boot waar dit vertrouwen, de zuurdesem waarmee ons dagelijkse brood wordt gebakken, door al die charlatans stelselmatig wordt geschonden - zonder dat ze er zelf materieel veel beter van worden - heet dan ook niet voor niets de Fidèle.

woensdag 11 juli 2012

In Italië

De komende weken ben ik te vinden in Italië. Geen internet, veel cultuur, echte boeken mee en mooi weer en vino! Tot over een paar weken.

dinsdag 10 juli 2012

Herinnering aan Gerrit Komrij

Gerrit Komrij heb ik altijd heel erg aardig gevonden. Ik heb hem slechts één keer in het echt ontmoet waarbij ik even met hem gesproken heb. Dit was tijden de Boekenmarkt in Deventer, waar ik hem iedere keer als ik daar was wel tegen het lijf liep. Zijn werk ken ik natuurlijk al veel langer. Mijn eerste kennismaking lang geleden was met zijn onvolprezen poëziebloemlezing maar ook zijn essays en columnd heb ik met veel plezier gelezen. Groot was mijn vreugde toen Inkt een verzameling Kapitale Stukken werd uitgegeven dat veel later uiteindelijk bij De Slegte in de ramsj terechtkwam voor nog geen twee tientjes. Maar ja, ook weer voorbij. Alles is vergankelijk. Het is nu weer te koop voor € 45,- in de webshop bij De Slegte.

Op de dag van zijn overlijden heb ik De Klopgeest ter hand genomenen in een paar dagen uitgelezen. Waarom De Klopgeest? Eigenlijk omdat het thema zo Komrij's is, schijn en werkelijkheid.

Amsterdam, eind negentiende eeuw. Het is de tijd van het opkomende socialisme, van een grenzeloos vertrouwen in de toekomst en van een grote belangstelling voor spiritualiteit. De villa's in Zuid schieten als paddestoelen uit de grond, terwijl een paar honderd meter verderop de nauwe stegen en straatjes van de binnenstad krioelen van de hoeren, charlatans en potsenmakers.
Hector, een dandy in hart en nieren, weet vanuit de krochten van de stad het welvaren-de paradijs van de villawijk binnen te drin-gen door zich aan te bieden als medium - bemiddelaar tussen de wereld van de geesten en die van de levenden. In de weelde-rige huiskamers van de rijken houdt hij sean-ces voor een gretig publiek, en voldoet hij aan hun wensen, verlangens en dromen.
Ook Hectors beste vriend George heeft visioenen van een nieuwe wereld, zij het van een wat aardsere variant. Hij is een vurige pleitbezorger van het socialisme, dat onder de arme bevolking van de binnenstad aan de man gebracht moet worden. Hij bezoekt tal-loze bijeenkomsten waar wordt opgeroepen tot saamhorigheid en verzet tegen de macht-hebbers, en zoekt naarstig naar een manier om de heersende klasse ten val te brengen.
Terwijl de stad en haar bewoners zich krachtig een weg banen naar de nieuwe tijd, dromen Hector en George ieder op hun eigen manier van een betere toekomst. Dan kornen ze er echter langzaam maar zeker achter dat hun idealen en visioenen niet meer zijn dan luchtkastelen, en vallen hun dromen een voor een aan gruzelementen.
De klopgeest is een heldere, subtiele roman over schijn en werkelijkheid, de geesten van de onderwereld en de geest van de nieuwe tijd, gesitueerd in een van de meest roerige perioden in de vaderlandse geschiedenis.

Ik neem nu Inkt weer ter hand.





Gerrit Komrij leeft

Nog heel recent kwam het bericht dat Gerrit Komrij is overleden. Dat is spijtig, dat is jammer dat hij zo vroeg en veel te jong is gestorven. Maar dit sterven brengt ook naar voor dat hij nog steeds voortleeft. In zijn blog, Lucifer in het hooi, dat hij jammer genoeg onregelmatig bijhield post hij in december 2011 onderstaand bericht:

Dit 'essay' is bijna dertig jaar oud (1982). Nog nergens een PVV te bekennen. Heeft het erg aan actualiteit ingeboet?

Weg is weg
Ieder jaar is er, in de periode dat het Fonds voor de Letteren zijn subsidie-toekenningen wereldkundig maakt, weer veel fanfare en tam-tam over deze regeling. 'Het oplaaien van de discussie', heet zoiets. Zo ook dit jaar. Ik vind dat vervelend. Het is geen fundamentele kwestie.

Veel verwijten tegen de gang van zaken zijn terecht. Daar gaat het niet om. Menig verweer tegen deze verwijten is terecht. Daar gaat het niet om. Er is een aantal schrijvers dat liever morgen al moet solliciteren bij de plantsoenendienst, omdat zij ruimschoots hebben bewezen beter te kunnen omgaan met hark en bezem dan met pen en potlood. Daar gaat het niet om. Er worden zotte argumenten naar voren gebracht. Ongetwijfeld. Zo verdedigde Sybren Polet in Het Parool het 'continueringsprincipe', dat inhoudt dat een schrijver er recht op heeft niet 'zonder evaluatie' in een lagere categorie terug te vallen, door te stellen dat dit principe 'de schrijver relatieve zekerheid verschaft en hem zoveel mogelijk onttrekt aan de willekeur van al te persoonlijke beoordeling van tegenstanders' — alsof de subsidie er niet was om hem de kans te bieden een goed boek te schrijven, alsof de subsidie er zelfs niet was om hem met zijn zoveelste beroerde produkt het Magazijn van Winkeldochters aan de slag te laten houden, maar om hem van staatswege immuniteit te verschaffen — zoiets kan alleen een apparatsjik van de Unie van Sovjet-schrijvers bedenken. Maar ook daar gaat het niet om. Met evenveel recht kan men zeggen dat een ongesubsidieerde schrijver, die niet te beroerd is leesbare en verkoopbare boeken te schrijven, zich niet kan onttrekken aan de willekeur van een tegennatuurlijke instandhouding en bevoorrechting van Polets winkeldochterwezen. Om dit alles gaat het niet. Het zijn details, futiliteiten.

Veel belangrijker is dat dit geruzie en amusement, dit — toegegeven — vaak hilariteitverwekkende getrap op tenen en nog veel meer hilariteitverwekkende op-zijn-tenen-getrapt-zijn onder het mom van 'discussie', de politici alleen maar een vrijbrief geeft om heel in het algemeen op kunst te bezuinigen, ze stijft in het idee dat het toch allemaal 'weggegooid' geld is en ze argumenten biedt om hun eigen platvloersheid te verheffen tot de maat aller dingen. Vijfennegentig procent van wat er in het parlement wordt gezegd is futiel gekissebis, ondoordacht en leuterachtig, en toch zal niemand er over denken de subsidie-regeling voor parlementariërs af te schaffen, maar als slechts vijf kunstenaars redekavelen en bekvechten worden er terstond vragen in de kamer gesteld over de vraag of de kunst wel juist wordt gesubsidieerd. Niets herkennen parlementariërs zo snel als geleuter ... van anderen. De geestelijke crétins waarvan het in de politiek en de ambtenarij wemelt, de waanwijze proleten die zo merkwaardig evenredig over alle Nederlandse politieke partijen zijn verdeeld en die toch al van dat 'gedoe' af wilden, wordt door elke vraag naar het al of niet rechtvaardig functioneren van subsidie-regelingen een excuus in handen gespeeld om te verminderen, te beknotten, af te schaffen. Het is een gevaarlijk spel. Vooral ook omdat zulke 'interne' kritiek soms gunstige gevolgen kan hebben: zie het welzijnswerk. Het onderling geruzie in dat wereldje heeft ongetwijfeld bijgedragen tot de bereidwilligheid om erop te bezuinigen. Niemand die er rouwig om is. Maar kunst is geen 'wereldje', een toneelgezelschap, een orkest is geen ontmoetingscentrum voor contactgestoorde pastoors die zich op de derde wereld bezinnen. Diversiteit is niet het multipliceren van steeds weer hetzelfde. Elke gulden waarmee stencilmachines, ja hele drukkerijen worden bekostigd die bewust-makende lectuur produceren temidden van onderontwikkelde, liefst analfabetische volksstammen is diefstal van de Nederlandse literatuur.

Het ontbreekt de regering, het ontbreekt de politici van alle partijen aan elk moreel of filosofisch wereldbeeld, aan elk begrip voor een culturele hiërarchie, aan elk besef van geschiedenis en continuïteit. Blind staren ze in de toekomst. Hun waardenschaal is een stapel oud roest, waaruit ze nu eens dit, dan weer dat oppakken. Ze poetsen de scheepsbel schoon en vegen wat kruimels uit de kombuis en zien dat aan voor een staaltje stuurmanskunst. Terwijl het schip op de klippen loopt spartelen ze in een onderdekse kajuit rond in een teiltje en denken gewichtig dat ze het nat houden. Ze redeneren in procenten, niet in cultuur. Ze redeneren in zetels, niet in samenlevingen. Dat is de fundamentele kwestie.

Het is godgeklaagd om in perioden van materiële achteruitgang geestelijke waarden te kortwieken. Daar gaat het om. Het getuigt van een deerniswekkende intellectuele en politieke ondervoeding om in tijden van bezuinigingen het falderappes de kunst als zondebok voor te houden. Daar gaat het om. Het duidt op verregaand hersenletsel om in een economische crisis het cement van de cultuur uit het wankele bouwwerk te hakken. Daar gaat het om.

Mensen die het spoorloos verdwijnen van honderden miljoenen guldens subsidie aan het bedrijfsleven schouderophalend afdoen als 'een aanvaardbaar risico' en tegelijkertijd naarstig, met hun tong uit hun mond, zoeken hoe ze twintigduizend gulden kunnen weghalen bij een groep balletdansers horen thuis in het gekken- en niet in het Catshuis. Zo is het, niet anders.

Het enige wat de geestelijke slaapzucht van de politici, hun culturele inertie nog kan prikkelen is onderling gekrakeel bij groepen waarvan ze niets begrijpen en waarop ze dus onbewust jaloers zijn. De kunst. En alles wat ze daarop kunnen bezuinigen komt nooit meer terug. Het geld dat ze een ellendig toneelgezelschap onthouden gaat niet naar een beter. Het geld dat ze besparen op een ondermaatse auteur gaat niet naar een voortreffelijke. Weg is weg, en de barbaren zijn tevreden. Ze storten zich, bij ontstentenis van een eigen grote lijn, op andermans details.

Zeg daarom, als het om kunst gaat, nooit dat er geld wordt 'verspild'. Laat zelfs de suggestie achterwege. Hoe kan men trouwens een fooi verspillen? Gun die ellendige gezelschappen en die ondermaatse auteurs hun armetierige subsidies. Maak er niet zo'n drukte over. Kakel niet zo. De wolf loert om de hoek. En die wil alles.



Bron: NRC Handelsblad, 14 juli 1982

donderdag 5 juli 2012

In Europa in Den Bosch of toch in Eindhoven

Pas geleden las ik in de NRC een klein stukje met in de onderkop "in Den Bosch herleeft het klassieke Europese koffiehuis". Het betreft hier het presenteren van een boekhandel "in de traditie van het humanisme". In deze nieuwe omgeving, die gevestigd moet worden in het Oude Koningstheater, moet het Europagevoel worden vormgegeven met boeken, kranten, koffie, wijn en klassiek muziek. Met een hoog 19e en vroeg 20ste eeuws gehalte. Er moet gelegenheid zijn voor ruimte en debat.
Het initiatief komt van Rob Riemen, collega- theoloog en directeur van Nexus, samen met boekhandelaar Margriet van Veen, voormalig boekverkoopster bij Adr. Heijnen in Den Bosch.
In In Europa is alleen maar plaats voor het betere boek en veel klassiekers. Ik ben benieuwd als het zover is.
Maar denk ik dan. Een boekwinkel met alleen het goede boek en klassiekers? Die ken ik toch allang.... In Eindhoven zit al geruime tijd Boekhandel Spijkerman. Gevestigd aan de Kleine Berg waar Stein achterin zetelt in zijn bescheiden winkel.


Nou, Stein heeft dan wel geen koffie, wijn of klassieke muziek in de winkel. Wel altijd tijd, mits niet te druk in de winkel voor een (boek)gesprek. Het is wel een hele echte boekhandel!

dinsdag 3 juli 2012

Charles Dickens is leuk! The Pickwick Papers

Tussen de stapel DVD's lag al enige tijd zonder nog bekeken te zijn Charles Dicken's The Pickwick Papers. De opnamen zijn uit 1985, het verhaal uit 1836. Drie DVD's, 12 afleveringen en 6 uurtjes kijkplezier. Ook in 2013 kan Dickens nog heel leuk zijn!
Waarover gaat het:
Dickens verhaal over Samuel Pickwick en zijn vrienden (de ‘vurige’ Tracy Tupman, de ‘dichterlijke’ Augustus Snodgrass en de ‘sportieve’ Nathaniël Winkle) is eigenlijk nauwelijks een roman te noemen. Het lijkt vooral in het begin een losse bundeling schetsen van komische gebeurtenissen en ontmoetingen met merkwaardige figuren (zoals de verlopen acteur en oplichter Alfred Jingle), aaneengeregen door postkoetsen en herbergen. Er is slechts sprake van een minimale intrige, die ook nog eens regelmatig wordt onderbroken door ingelaste, op zich zelf staande vertellingen. Toch vormt het werk tegelijkertijd een hechte eenheid, niet alleen door de dominante aanwezigheid van de goedhartige, wat wereldvreemde Samuel Pickwick en diens 'Sancho Panza' en tegenspeler Sam Weller, maar ook door de in deze twee tegenpolen reeds gesuggereerde thematiek: schijn en werkelijkheid, idealisme en pragmatiek worden in het verhaal voortdurend tegen elkaar afgezet, van Pickwicks ‘wetenschappelijke waardering’ voor een waardeloze steen met een schijnbaar cryptisch opschrift, via een scherpe satire op de verkiezingen in Eatenswill, tot Pickwicks ervaringen in de gevangenis. Het zien van de werkelijkheid kan het centrale thema worden genoemd van de roman. De aanvankelijk zowel letterlijk als figuurlijk bijziende Pickwick leert geleidelijk beter zien, maar tegelijkertijd weet hij zijn onschuld te behouden en leert de scepticus Sam Weller van zijn kant uit geleidelijk de idealiserende goedertierenheid van Pickwick zien als van grote waarde.

Een kamer in Rome; een aanrader

Gistermiddag heb ik in onze zonovergoten tuin, in een heerlijk zittende tuinstoel en in een beschaduwde hoek onder het genot van een koud pilsje, de laatste bladzijde omgeslagen van Een kamer in Rome, de laatste roman van Sipko Melissen. Het boek was een waar genoegen en jammer dat ik al uit heb. Het meelezen naar de speurtocht van de hoofdpersoon, de student Daniël naar Alle Waterink's Een tuin in Toscane. Een boek dat ooit verschenen is, opduikt, hij krijgt het te leen van de moeder van zijn vriendin Carola die hem verlaat. Het intrigeert de hoofdpersoon enorm. Mooie zinnen, een mooie ontwikkeling, een aardig plot. Het geeft je meteen de kans om naar aanleiding van dit boek ook weer eens in de boekenkast te duiken, om jezelf (op)nieuw te confronteren met de poëzie van Keats, Het werkelijke leven van Sebastian Knight en Lolita van Vladimir Nabokov, The Picture of Dorian Gray van Oscar Wilde of Het Boek van Violet en Dood van Gerard Reve. Kortom een heerlijk boek dat je eigenlijk maar moet lezen. Via deze link: http://www.athenaeum.nl/boek-van-de-nacht/sipko-melissen-een-kamer-in-rome is hoofdstuk 8 van het boek te lezen.

Zamjatin

De schrijver Jevgeni Zamjatin ken ik al een aantal jaren. Via via werd ik gewezen op zijn roman WIJ. Alleen was het probleem dat die roman niet meer leverbaar was. Alleen nog antiquarisch. In de tijd dat er nog geen internet was, was het dus lang zoeken. Uiteindelijk vond ik een exemplaar. Bij lezing kwam ik tot de ontdekking dat het een misdruk was. Er ontbraken een aantal pagina's. Wederom duurde het enige tijd voordat ik een ander exemplaar vond. Dit boek maakte en diepe indruk op me. Zeker omdat ik nu zelf kon lezen waar Aldous Huxley en George Orwell hun inspiratie vonden. Gelukkig is het boek weer leverbaar.
Zamjatin kwam opnieuw in mijn blikveld toen ik recentelijk de bibliotheek te E. bezocht. Een mooie uitgave met een aantal verhalen die nog nimmer in het Nederlands taalgebeid zijn verschenen. Om u nieuwsgierig te maken volgt hierna het voorwoord, door Tom Eekman geschreven.

Jevgeni Zamjatin (1884-1937) was een uitzonderlijk Russisch schrijver - al was het alleen maar omdat hij een technisch vak studeerde en uitoefende, wat hoogst ongewoon was: al die honderden
Russische schrijvers, dichters en toneelschrijvers die de achttiende tot de twintigste eeuw bevolkten
waren grondbezitter of ambtenaar, kleine burger of proletariër, maar geen ingenieur of technicus. Zamjatin, zoon van een Russisch-orthodox priester, studeerde aan het St.Petersburgse Polytechnisch Instituut en verwierf zijn diploma als scheepsingenieur. Hij sloot zich aan bij de bolsjewistische partij en werd in 1905 (jaar van de eerste Russische revolutie) gearresteerd en uit St.Peterburg verbannen, maar hij keerde daarheen illegaal terug. Zijn kamer was zelfs een tijdlang een geheime drukkerij. In 1916 werd hij naar Engeland gestuurd om als scheepsbouwkundig ingenieur toe te zien op de bouw van ijsbrekers voor de Russische vloot. Vlak voor de Russische revolutie van 1917 keerde hij terug naar Rusland; hij werkte nog aan de bouw van ijsbrekers op Russische werven. Zijn verblijf in Engeland was aanleiding tot een paar satirische verhalen over de Engelsen (De eilanders, 1917). Die bevatten al elementen die we herkennen in zijn enige roman, Wij, geschreven in 1919-1920, die verboden werd en door de Sovjet-machthebbers scherp veroordeeld.
Zamjatin bouwde actief aan zijn reputatie als modern prozaschrijver . Zijn eerste verhaal kwam uit in 1908. Hij werd mentor en voorzitter van de schrijvers-organisatie “Serapion-Broeders”, opgericht in 1921 (genaamd naar E. T. A. Hoffmanns Die Serapionsbrüder), een kring die zulke vooraanstaande schrijvers omvatte als Michail Zosjtsjenko, Venjamin Kaverin, Lev Lunts, Konstantin Fedin en Michail Tichonov. Zamjatin had ook succes als toneelschrijver (De vlo, 1926). Hij trok zich echter terug uit de Russische Schrijversbond, de communistische eenheids -organisatie. Ook schreef en publiceerde hij een stoutmoedige Brief aan Stalin (juni 1931). Hij vroeg om toestemming om de Sovjet-Unie te mogen verlaten; en tot zijn eigen verbazing werd die hem en zijn vrouw gegeven, naar wordt aangenomen dank zij de persoonlijke interventie van Maksim Gorki.
Zamjatin leefde nog zes jaar in Parijs - jaren die hij, als zovele Russische emigrés, miskend en in armoede doorbracht. Erkenning en bewondering vielen hem pas ten deel lang na zijn dood, na Gorbatsjovs perestrojka, toen zijn Werken verschenen, eerst nog in het buitenland, weldra ook in Rusland; er wordt daar veel waardering voor zijn werk opgebracht en serieuze studie van dat werk gemaakt.
Een zekere internationale faam verkreeg hij overigens ook al met zijn roman Wij, die – curieuze bijzonderheid die steevast onmiddellijk vermeld wordt zodra het boek ter sprake komt – twee vooraanstaande Engelse schrijvers van grote naam geïnspireerd heeft, namelijk Aldous Huxley tot zijn roman Brave New World, 1932, en George Orwell tot zijn roman 1984 uit 1948. Het lijdt geen twijfel dat beiden Zamjatins boek gekend hebben en dat zij het “anti-utopische” of “dystopische” karakter ervan navolgden. De handeling vindt plaats in de 26e eeuw in een totalitaire eenheidsstaat onder een dictator (de “Weldoener”). De burgers zijn alleen nummers; maar no. D-503 wordt verliefd op de hem door het regiem toegewezen vrouw, I-338, die tegenstander van het regime is; hun liefde wordt vernietigd door het dictatoriale systeem. De Weldoener straft D-503 door hem aan een hersenoperatie te onderwerpen die hem volkomen berooft van zijn fantasie. Wij is minder een persiflage van het heersende Sovjet-systeem dan van de utopische dromen van communistische intellectuelen.
Een dergelijk onrealistisch, satirisch karakter hebben verscheidene van zijn andere prozawerken – bijvoorbeeld het hier opgenomen De grot, dat in een verre toekomst lijkt te spelen. Het eerste en langste verhaal in onze bundel, In de provincie (1912), een schrikbarend beeld van primitieve zeden en levenswijzen in het armoedige en achterlijke tsaristische Rusland, was zijn eerste literaire succes. De buik is een episode uit het ruige Russische boerenleven. Het voorteken speelt zich af in het milieu van kloosterlingen in een verre streek. Kameraad Tsjoerigin heeft het woord vindt plaats op het platteland en biedt wel een zeer negatief beeld van dat platteland in de revolutie-periode, die zo verheerlijkt werd door vele Sovjet-schrijvers. De landmeter tekent enkele Toergenjev-achtige personen uit de grondbezittersklasse. De speelkamer beeldt een merkwaardig gezelschap uit en is een van Zamjatins weinige producten waarin zijn scheepvaart-achtergrond een rol speelt. De leeuw gaat over twee simpele zielen, inwoners van St. Petersburg, en geeft hun liefdesavontuur weer. De koster beschrijft een avontuurlijke reis (of is het een droom) van een orthodoxe geestelijke en zijn vrouw.
De personages in Zamjatins verhalen uiten zich op hun eigen wijze, ze bedienen zich van hun eigen specifieke taal. Zamjatin wist ongewone, soms heel originele woorden en uitdrukkingen te gebruiken. Dat maakt de dialoog levendig en opvallend; maar het is vrijwel onmogelijk die taal in vertaling weer te geven met de zelfde karaktertrekken als het origineel. Zamjatin was niet de eerste in de Russische literatuur die in deze trant schreef ; hij werd voorafgegaan door Nikolaj Leskov (1831-1895) , die zich op deze wijze (skaz genoemd) op bijzonder virtuoze wijze uitte. Zamjatin deed echter niet voor hem onder, en zijn speciale stijl was een belangrijke reden voor zijn populariteit in Rusland. Hij zelf noemde die stijl “neo-realisme”: een nieuwe schrijftrant, waarin speciaal de harde, meedogenloze, ruwe kanten van het Russische leven aan bod kwamen. Een detail van de schrijfwijze van de neo-realisten was bijvoorbeeld dat zij vergelijkingen vermeden en geen “alsof”, “als het ware” en dergelijke voegwoorden gebruikten.
Zamjatin gaf lessen in literaire techniek die werden bijgewoond door prominente Sovjet-schrijvers als Konstantin Fedin, Michail Zosjtsjenko en Joeri Olesja. Hij legde er de nadruk op dat goede prozaschrijvers geen traditionele vormen moesten gebruiken, maar ketters moesten zijn: ‘Ware literatuur’, schreef hij in 1919, ‘kan slechts worden geschapen door gekken, kluizenaars, ketters, dromers, rebellen en sceptici.’ Het lijdt geen twijfel dat hijzelf althans tot sommige van die categorieën behoorde en wilde behoren.