zondag 29 januari 2012

Weer iets moois uit de ramsj


Vandaag bij de Slegte weer ies moois uit de ramsj gehaald. Geduld wordt altijd beloond. Zo ook nu weer.
 Charles-Augustin de Sainte-Beuve (1804-1869) was de machtigste Franse criticus (boekbespreker) van de negentiende eeuw, en misschien was hij wel de machtigste Franse criticus tout court. Dat lezen we in het nawoord van de vertalers (Marjan Hof is een vertalerscollectief bestaande uit Martin de Haan, Jan Pieter van der Sterre en Rokus Hofstede) bij hun uitgave van en hun keuze uit Contre Sainte-Beuve. Het is inderdaad hún uitgave en hun keuze, want het schotschrift van Marcel Proust (1871-1922), waarin hij zijn pijlen richtte op de criticus, is tijdens zijn leven nooit verder gekomen dan aantekeningen en flarden tekst. Het was een project dat overging in een ander werk: À la recherche du temps perdu (Op zoek naar de verloren tijd), de indrukwekkende megaroman van Proust.
Tegen Sainte-Beuve is een geweldig boek geworden. Er valt bijvoorbeeld veel te lachen. Bijna aan het begin is bij wijze van motto een citaat van Sainte-Beuve opgenomen. In een noot van de vertalers wordt toegelicht dat Proust de naam van zijn doelwit onder dit citaat noteerde in grote sierletters. We zien de grote schrijver meteen aan het werk! Hij komt snel ter zake: 'Sainte-Beuves werk graaft niet diep.' Spoedig daarna spreekt Proust Sainte-Beuve direct aan, waarbij hij hem en passant natuurlijk flink beledigt. In weer zo'n fijne noot wordt door de vertalers uitgelegd: 'In het vuur van zijn betoog wendt Proust zich in deze passage rechtstreeks tot Sainte-Beuve, hoewel die al veertig jaar dood is.'
Natuurlijk valt er niet alleen te lachen - hoewel het zeker een verdienste van deze uitgave is dat nog maar eens duidelijk wordt hoe geestig Proust was. Maar Proust heeft ook werkelijk 'een zaak' tegen Sainte-Beuve. Sainte-Beuve, die als criticus volgens een vaste methode te werk ging, werd al voordat Proust dat deed stevig bekritiseerd, al was het maar omdat hij erin was geslaagd zo'n beetje al de groten van zijn tijd (Balzac, Baudelaire, Flaubert, Hugo, Stendhal) niet op waarde te schatten, en mindere auteurs naar voren duwde als de belangrijkste schrijvers.
Proust neemt vooral de methode van Sainte-Beuve op de korrel. Een methode die, zoals Proust omschrijft, 'inhoudt dat je om een dichter of schrijver te begrijpen, gretig de mensen moet ondervragen die hem hebben gekend, die met hem omgingen, die ons kunnen vertellen hoe hij zich gedroeg op het stuk van vrouwen enz., kortom precies op al die punten waar het ware ik van de dichter niet in het geding is'. Proust stelt een veel meer op de tekst gerichte benadering voor. Tegenover 'het maatschappelijke ik' van de schrijver plaatst hij 'het diepe ik'.
Grofweg gezegd is het verschil dit: een schrijver in het wild is heel iemand anders dan de werkelijke auteur die thuis (bijna in het geheim) zijn scheppende werk verricht. Het is fraai om te zien hoe Proust, al strijdend tegen Sainte-Beuve, zijn eigen diepe ik ontdekt, en hoe hij de auteur in zichzelf aanboort die in staat zal zijn tot zoiets schitterends als Op zoek naar de verloren tijd; zijn genadeloze kritiek op Sainte-Beuve loopt vrijwel naadloos over in aanzetten tot dat meesterwerk. Die verhalende stukken zijn zeker niet de minste van Tegen Sainte-Beuve. En ze brengen Proust heel dichtbij: je ziet de meester schaven aan zijn teksten, je ziet ze hem steeds beter maken.
Tegen Sainte-Beuve is een boek om te lezen, te herlezen en te koesteren. Haast u naar de winkel. Er zijn er niet zoveel meer voor 17 euro!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten