woensdag 16 november 2011

Bloemsdag


Knap werk, de roman die Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes 16 juni 2004 ten doop hielden ter ere van de honderdste verjaardag van `Bloomsday' (de dag waarop de handeling van Ulysses, namelijk de Dublinse zwerftocht van Leopold Bloom, zich voltrekt). `Alle boeken hebben baby's begonnen' zou het motto van Bloemsdag kunnen zijn; want Bindervoet & Henkes hebben in hun achttien hoofdstukken getrouw – zij het iets beknopter – Joyce nagevolgd. Het resultaat is `Uliffeys aan de Aemstel. Den Uylisses. Hm. [...] Zich afspelend alhiero annonu. Parodie. Pastiche. Plagiaat. De drie P's van pikken. Maar Ulusses is zelf al een parodie! Elk boek is een recept. Amsterdam die grote stad. Iks-iks-iks. De x van x-rated, x-tra large en xxx-jes. Doeidoei. Nederland Neverland Jeneverland.'
Deze laatste associatiereeks – gelicht uit de hersenpan van de belangrijkste bijfiguur Anton – komt uit het tweede hoofdstuk (`Nestor'). De stijl is bekend, niet alleen van Joyce, maar ook uit de `vertaling' die Bindervoet & Henkes enkele jaren geleden maakten van Finnegans Wake. De gedachtestromen vol woordspelingen, allusies, rijmgrapjes, boektitels, reclameleuzen, non-sequiturs, etcetera werden door de Tweedledee & Tweedledum van het literaire leven omgezet in sprankelend Nederlands. Geen wonder dat ze genoeg ervaring hadden om hun Amsterdamse herschrijving van Ulysses in minder dan een maand op papier te zetten. De `Bloemsdag' van Bindervoet & Henkes ontstond op 30 maart 2004, de dag waarop in Delft prinses Juliana bijgezet werd. We volgen de gepensioneerde journalist Bloem en de jonge schrijver Anton vanaf hun ontwaken (in respectievelijk de Anjeliersstraat en de Pijp) tot na hun nachtelijke dolingen op de Amsterdamse Wallen. Gaandeweg ontrolt zich voor onze ogen het leven in het stadje dat wij zo goed kennen, van het Centraal Station tot de Rembrandttower en van het Vondelpark tot het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.
Net als Ulysses is Bloemsdag meer dan een knappe exercitie in couleur locale en stream of consciousness. Ieder hoofdstuk heeft zijn eigen stijl en/of structuur. Joyce's cyclopen, die zich in een kroeg ophouden, zijn bij B&H de vaste klanten van een kopieershop geworden – getapte Amsterdamse jongens met dito idioom. Het `Aeolus'-hoofdstuk, opgebouwd uit korte berichten met onechte krantenkoppen (`ZIJ DIE STREVEN GAAN, GROETEN U'), speelt zich af op de redactie van Trouw, de krant waarin B&H hun Bloemsdag deels voorpubliceerden. Nausicaä, bij Joyce een mank volksmeisje, is een geestelijk gehandicapte puber die praat in sms-taal. Maar ze verleidt Bloem in het Vondelpark evengoed tot ontuchtige beroeringen: `Wat erin zit komt eruit. Ze zag het heel goed. Geil ding. Die weten waar de klepel hangt, zogezegd.'
Voor de lezer zijn de hoogtepunten de laatste hoofdstukken van het boek. In `Penelope' steekt een ras-Jordanese een monoloog af waarin beschrijvingen van pasgenoten overspel worden afgewisseld met liefdesverklaringen aan de teruggekeerde Bloem. In `Circe' geven B&H een hallucinatoire beschrijving van de rosse buurt, inclusief sprekende Amsterdammertjes, preutse hoertjes en gastoptredens van Rob Oudkerk, Job Cohen, Simon Vestdijk en A.F.Th. van der Heijden met een tros Chiquita in zijn achterwerk (`Vade retro bananas'). En in `Ossen van de zon' wordt, net als bij Joyce, een ziekenhuisscène verteld in de vorm van pastiches op de literatuurgeschiedenis – van de vroegste minnedichten (`Alle boeken hebben baby's begonnen behalve die van jij en ik. Wat talmen wij nog?') tot het opgefokte proza van Zwagerman in zijn Gimmick!-tijd.
Voor liefhebbers (ik geef toe, ik ben er een) is Bloemsdag een boek dat aanzet tot glim- en schaterlach. Dat heeft het gemeen met Ulysses, maar omdat wij tijd- en landgenoten zijn van B&H hebben we minder annotatie nodig dan bij het Dublin anno 1904 van Joyce. Bloemsdag leest vlot weg, hoewel enige kennis van het grote voorbeeld, alsmede van Amsterdam en de Nederlandse high en low culture, tot aanbeveling strekt. Zo is het bij een uitval naar de schrijfkunst van `A3' van der Heijden (`een uitdijend universum aan bordkartonnen figuren gefiguurzaagd door de homo triplex') handig om te weten dat diens Homo Duplex-cyclus inmiddels in negen delen voorziet en de buitenaardse `QX-Q-8' als verteller heeft.
Het lezen van Bloemsdag geeft je hetzelfde gevoel als het bekijken van een veellagige Fokke & Sukke-cartoon: iedere grap of associatie die je begrijpt is een bevestiging van je belezenheid, je algemene ontwikkeling, je intelligentie, je vermogen tot deduceren en combineren, je intellectuele superioriteit. Heerlijk, voor de verandering. Maar Bloemsdag is meer dan krachtvoer voor literaire snobs; het is ook een geslaagd literair spel, een moderne vorm van rederijkerij. De roman verdient het om het middelpunt te worden van een eigen cultus, waarbij fans ieder jaar op 30 maart de Amsterdamse route van Bloem (geen joodse Ier, zoals bij Joyce, maar om moverende redenen een Indonesische Nederlander) nalopen. Lees dit boek, als ge Joyceaan of Amsterdammer zijt, of als ge wat anders zijt.

Heel leuk om te lezen! Oh ja, deze beschrijving is vakkundig geleend van NRC boeken en is geschreven door Pieter Steinz en een beetje aangepast door mij. En ook voor een zacht prijsje gekocht. Afkomst verraadt zich niet :)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten